Joden in Marokko
In het Franse deel van Marokko wonen voor de Tweede Wereldoorlog bijna 200.000 Joden. Het contact tussen de Joden en de moslims is over het algemeen goed.
Antisemitisme neemt toe
Dit verandert als het Franse leger zich in 1940 overgeeft aan Duitsland. Frankrijk krijgt een pro-Duitse regering. De Franse machthebbers in Marokko moeten deze regering gehoorzamen. Het antisemitisme in Marokko neemt toe.
Er worden anti-Joodse maatregelen ingevoerd. De Joden mogen niet meer met hun handelswaar op de markt staan, ze mogen niet bij de overheid werken en ze mogen niet overal meer wonen.
Verzet van de Sultan
Sultan Mohammed V verzet zich tegen deze maatregelen. Hij zegt: 'Alle onderdanen beschouw ik als mijn kinderen. Dat geldt ook voor de Joden.' De sultan vraagt zijn moslimonderdanen om de Joden goed te behandelen. Toch kan de sultan niet voorkomen dat honderden Joodse ambtenaren worden ontslagen.
Joodse vluchtelingen
Tijdens de oorlog vluchten duizenden Joden vanuit Europa naar Marokko, op weg naar Amerika. Ze steken de Middellandse Zee over naar de Marokkaanse havensteden Casablanca en Tanger. Sommige vluchtelingen hebben van Joodse hulporganisaties reispapieren gekregen, waarmee ze veilig door Marokko kunnen reizen.
‘We arriveerden in een plaatsje in de woestijn. Een paar honderd Joden kwamen terug uit de Sahara, waar ze werkten aan de beruchte Trans-Sahara Spoorlijn. Ze zagen er verschrikkelijk uit, uitgehongerd, ziek, met enkel wat vieze vodden als kleren. Ze vertelden ons vreselijke verhalen over hoe ze behandeld werden in het kamp. Maar ze hoefden dat eigenlijk niet te vertellen; als je ze zag wist je al wat ze hadden meegemaakt.’
dagboekaantekening van de Noorse zeeman John Rudzin, gevangene in kamp Berguent
Kampen in Marokko
Joodse vluchtelingen zonder reispapieren worden in Marokko opgepakt en in kampen gestopt, samen met andere gevangenen. De kampen worden bewaakt door Franse militairen. De gevangenen moeten twaalf uur per dag hard werken in de woestijn.
Ze krijgen weinig eten en vervuild drinkwater. Voor straf krijgen ze stokslagen. Soms worden ze zelfs vastgebonden in een kuil of opgesloten in een kooi van prikkeldraad onder de gloeiende zon. In Marokko zijn tijdens de oorlog ongeveer twintig kampen, onder andere in Berguent, Settat en Boudenib.
‘We zijn nu slaven in de ware zin van het woord, onder nazi-regime. We worden om vijf uur ’s morgens gewekt en om half zes krijgen we een kop koffie, een klein stukje brood en een sardientje, op dat ontbijt moeten we tot het middageten werken.
Sinds we geïnterneerd zijn, hebben we altijd honger. Water is een delicatesse! We slapen op zand en modder, in hutten van opgedroogde modder zonder deuren en ramen. Velen van ons kregen malaria, en een van ons is in dit kamp overleden.’
dagboekaantekening van de Noorse zeeman John Rudzin, gevangene in kamp Settat