In Nederland
‘Ik was sergeant in het Franse leger in Marokko. Ik had de leiding over 34 soldaten. Bij het uitbreken van de oorlog vertrok ik met mijn eenheid naar Frankrijk. We moesten de Duitse troepen tegenhouden. In mei 1940 kwamen we terecht in Zeeland.
Bij de strijd in Kapelle stierven twaalf van mijn soldaten. Acht soldaten werden gevangen genomen. Veertien hebben het overleefd. We zijn gevlucht langs de Westerschelde. In ons ondergoed zijn we de rivier overgezwommen. Een Nederlandse boer gaf ons droge kleren. Via Frankrijk zijn we in 1941 naar Marokko teruggekeerd.’
Moughit Ben Daoud
Franse leger naar Zeeland in mei 1940
De Marokkaanse 'tirailleurs' (soldaten te voet) en 'spahis' (soldaten te paard) helpen bij de verdediging van Frankrijk, België en Nederland. Als de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvallen, komt het Franse leger meteen in actie.
Strijd in Zeeland gaat door
Het lichtbewapende Nederlandse leger kan niet op tegen de Duitse tanks en vliegtuigen. Na vijf dagen geeft Nederland zich over. Alleen in Zeeland gaat de strijd nog een paar dagen door. Duizenden soldaten van het Franse leger, onder wie ook Marokkanen, worden via Zeeuws-Vlaanderen per schip naar Walcheren en Zuid-Beveland overgevaren.
Doden en gevangenen
Er wordt hevig gevochten op Zuid-Beveland en vooral in Kapelle. Er vallen ook Marokkaans-Franse doden, vooral tijdens de chaotisch verlopen evacuatie van Engelse en Franse troepen vanuit Duinkerke. Sommige lichamen spoelen aan in Zeeland en worden er door de plaatselijke bevolking begraven.
Naar kampen in Duitsland
Andere Marokkaanse soldaten van het Franse leger worden in Zeeland door de Duitsers gevangengenomen. Ze worden met goederentreinen en schepen naar kampen in Duitsland gebracht. Na Nederland worden ook België en Frankrijk door Duitsland verslagen.
Eten en drinken
‘In mei 1940 kwamen in Venlo regelmatig treinen aan met Franse krijgsgevangenen. Ze zaten in veewagens met een kleine ruimte voor lucht en licht. Ik zag het als tienjarig meisje. Ik weet nog dat het bloedheet was en dat de soldaten riepen ‘manger’ [eten], en ‘d’eau’ [water]. Ik verstond dat niet.
Ook gooiden de gevangenen brieven en kaarten uit de trein. Er waren ook soldaten bij met een rode fez op. Later zei mijn vader: de mannen met de rode fez zijn Marokkanen.’
Leny van der Wouw