Het systeem van Wally
Om de geldstroom op gang te houden, drong Wally van Hall er op aan voortaan alleen nog grote bedragen te lenen van minstens 25.000 gulden. Zo hoopte hij bovendien het risico op ontdekking te verkleinen.
Wally en Gijs van Hall hadden als jonge bankiers goede contacten in de bankwereld en op de Amsterdamse effectenbeurs. Daardoor konden zij illegale leningen afsluiten bij rijke particulieren en bevriende bankdirecteuren. De banken hielden met creatief boekhouden hun leningen aan het NSF buiten de boeken.
Wally van Hall bedacht een systeem met kwitanties en codes om de leningen veilig te registreren. Geldschieters kregen als bewijs voor hun lening een oud aandeel of een verlopen geldbiljet. Het nummer van dit waardeloze waardepapier werd in een notitieboekje genoteerd met het verschuldigde bedrag ernaast. Soms stond er 50 x. Dat betekende 50 x 1000 gulden. Bij ontdekking zouden de Duitsers niets van deze administratie begrijpen. Want wat betekent bijvoorbeeld ‘4 % Wladikawkas 1896 No 91615 1000’? Voor de geldschieter was het waardeloze waardepapier een kwitantie waarmee hij na de oorlog zijn geld kon terugkrijgen.
Ook aan de uitgavenkant van het NSF, waar de meeste NSF-medewerkers werkten, werd alles precies bijgehouden. Aanvragen voor steun werden gecontroleerd. En alle betalingen werden geregistreerd, zodat na de oorlog verantwoording kon worden afgelegd aan de Nederlandse Staat.