Buiten de kampen
Frits Disco
Het leven buiten de kampen is zwaar. Het gaat slecht met de economie. Bedrijven komen onder Japanse leiding, Nederlandse banken worden gesloten, salarissen en pensioenen niet meer uitbetaald. De werkloosheid is groot; de bevolking verarmt en lijdt honger.
Veel Indisch-Nederlandse families gaan bij elkaar wonen of verhuizen naar Indonesische familie in de kampongs (inheemse dorpen of buurten). Ze zijn voortdurend bang om te worden opgepakt voor hun anti-Japanse houding. De Chinezen hebben het relatief goed. Omdat zij van oudsher handel drijven zijn ze onmisbaar voor de economie.
'Mijn moeder was op een gegeven moment zo wanhopig dat ze de Jap heeft gevraagd of wij in een kamp konden worden geïnterneerd. Daar was tenminste enige medische verzorging. Je moest er wel werken maar kreeg tenminste eten. Het mocht niet. De Jap vond dat wij geen gevaar opleverden.'
Frits Disco
Dwangarbeider of hulpsoldaat
De bevolking wordt gedwongen te werken voor de Japanners. Indonesiërs worden ingezet als romoesja’s (dwangarbeiders). Tienduizenden komen om het leven. Werkloze Indische Nederlanders worden naar landbouwkolonies gestuurd. De Indonesische en Indische-Nederlandse jongeren gaan naar werkkampen of worden opgenomen in paramilitaire organisaties. De heiho’s zijn hulpsoldaten voor het Japanse leger en bewaken de interneringskampen. In 1943 wordt door de Japanners een echt inheems leger opgericht, de Peta (Tentara Sukarela Pembela Tanah Air), met als taak het Japanse leger te ondersteuen.
Slechte behandeling Indonesiërs
De Indonesiër Moentalib werkt als romoesja voor de Japanners.
'Van Makassar werden we naar Limpoeng gebracht om een vliegveld aan te leggen. Het eten was voldoende, maar we kregen veel slaag met stukken hout of rotan. Ik heb een keer een houw met een patjol (Indonesische hak, red.) gehad, waarvan ik twee dagen ziek ben geweest. (…) Van de tweehonderd romusha's uit Sampong heb ik er na de oorlog twaalf teruggezien. In Limboeng zijn er velen gestorven.'
Door de harde onderdrukking en de verpaupering verliezen Indonesiërs hun vertrouwen in de Japanners. Steeds meer nationalisten gaan streven naar onafhankelijkheid los van Nederland én los van Japan.
Troostmeisjes
Indonesische, Indisch-Nederlandse en Nederlandse meisjes worden als ianfoes (troostmeisjes) gedwongen tot prostitutie. Ellen van de Ploeg is met haar moeder, zusje en broertje geïnterneerd in kamp Halmaheira. Op een dag wordt zij met veertien andere meisjes door de Japanners uit het kamp gehaald.
'Ze beloofden ons werk buiten het kamp, maar we werden naar een legerbordeel in een chique wijk in Semarang gebracht. In het bordeel droeg ik een witte jurk met varens. Zo deed ik mijn plicht. De jurk werd elke dag gewassen.
Zelf wilde ik ook steeds baden, zo vies voelde ik me. Ik hield het vol door mijn gevoel uit te schakelen. Na drie maanden zijn we van de ene op de andere dag vrijgelaten en teruggebracht naar Halmaheira. In de bus heb ik het jurkje uit het raam gegooid, als een besmette huid.'