
Bevrijding

Voetballen tegen bevrijders
‘Ik ben op 4 mei 1945 geboren. De laatste, zware maanden van de oorlog werd er niet meer gevoetbald: er was zoveel honger en tekort aan alles. Maar na de bevrijding op 5 mei – ik lag te juichen in de wieg – werden er meteen weer teams gevormd die gingen spelen tegen de geallieerde bevrijders.’
Jan Mulder, voetbalanalyticus


Eerste interland
In juni 1945 is de eerste naoorlogse interland tussen Nederland en een Engels militair elftal in De Kuip. Er waren 60.000 toeschouwers. Topvoetballer Faas Wilkes: ‘Nu is het doodgewoon dat het stadion volzit. Maar toen, in 1945! Er reed nog geen tram en maar een enkele trein. Auto’s zag je nog nauwelijks. De hele stad Rotterdam lag in de vernieling. Te voet en op fietsen zonder banden of hoe dan ook kwamen de mensen naar De Kuip. Het was een wedstrijd om nooit te vergeten.’
Heerenveen tegen Engelse leger
Direct na de bevrijding van heel Nederland op 5 mei 1945 wordt er weer gevoetbald tegen teams van geallieerden. Robbie Been is in de hongerwinter naar Heerenveen gebracht. Hij wordt daar bevrijd. ‘Ik herinner me uit die tijd wedstrijden tussen Heerenveen en Engelse teams van de Royal Navy, de Highlanders en de RAF. Vaak speelden daar echte profs in, maar Abe stak er altijd met kop en schouders boven uit. Pas in juli keerde ik met de Lemmerboot terug naar Amsterdam.'


Wilhelmus
Frans Appels, supporter van Feyenoord, woont de eerste naoorlogse interland met Faas Wilkes in De Kuip bij. Vooral het spelen van het Wilhelmus zal hij nooit vergeten. ‘Iedereen ging staan en zong mee. Het was tenslotte de eerste keer sinds vijf jaar dat dat ongestraft kon. Bij mij stonden de tranen in de ogen. Ja, je kunt je dat nu bijna niet meer voorstellen dat dat zo belangrijk was.’
Training
Karel Lotsy, voorzitter van de Nederlandsche Voetbalbond, woont de eerste naoorlogse centrale training van het Nederlands elftal bij, op het veld van VUC in Den Haag.


Benefietwedstrijd
In augustus 1945 wordt een voetbalwedstrijd georganiseerd in Amsterdam ten behoeve van het vernielde Arnhem. De toegangsprijs moet in goederen worden betaald.
Nog lang schaarste
Nog tot lang na de bevrijding blijft er schaarste. Het eerste elftal van Ajax poseert op 15 mei 1947 gekleed oude shirts van de Engelse club Arsenal. Zittend links: Rinus Michels.

Klomp
In mei 1945 spelen Amsterdamse voetbalclubs een competitie in het Olympisch Stadion. De winnaars krijgen van de Bols-fabriek een flesje jenever in een oranje klompje aangeboden.

Sportkroniek

HEDW gaat door
Een paar Joodse overlevenden besluiten om voetbalclub HEDW voort te zetten. Al in kamp Auschwitz was er over gesproken. Maurits van Thijn vertelt: ‘In Auschwitz schopte ik tegen een steentje aan. Bert Thal ziet het en zegt: “Ik zie dat jij gevoetbald hebt of kan voetballen." Ik antwoord: “Ja.” Hij zegt: “Nou, als we het kamp uitkomen, dan kom je bij ons voetballen. In HEDW.”’ Michél Agsteribbe vertelt over de oprichtingsvergadering: ‘Het was een bijeenkomst waar veel mensen zaten te huilen. Veel jongens waren weg natuurlijk. Negentig procent was weg. Maar we hebben de club toch weer opgericht, met heel veel nieuwe mensen.’ Ook de zestienjarige Jacques Granaat sluit zich aan: ‘Alle jongens die nog over waren, gingen naar HEDW. Dat was de club als je een Joodse jongen was.’ Zo wordt HEDW groter en Joodser dan ooit voor de oorlog. Voor de vermoorde clubgenoten wordt een monument opgericht.
Rondrit
De Joodse scheidsrechter en verzetsman Leo Horn maakt tijdens de bevrijdingsfeesten een rondrit met leden van zijn verzetsgroep. Hij staat voor in de auto op de foto.

Harry Pelser
Na de bevrijding is Horn bewaker van het interneringskamp voor NSB’ers in Amsterdam waar Harry Pelser wordt opgesloten. Op de foto boven staat Leo Horn tweede van rechts, met helm.


Voor het gerecht
Keeper en SS-vrijwilliger Gejus van der Meulen komt op 21 juni 1947 voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam.
Straffen
NSB’ers en SS’ers worden na de oorlog door de rechter gestraft. Vaak worden ze ook uit hun voetbalclub gezet. Speciale zuiveringscommissies beoordelen het gedrag van de voetballers. Ze kunnen leden en bestuurders schorsen of het lidmaatschap ontnemen. Ook de voetballers uit deze tentoonstelling moeten verantwoording afleggen:
Keeper van het Nederlands elftal, Gejus van der Meulen, SS-arts tijdens de oorlog, verschijnt op 21 juni 1947 voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam. Hij wordt veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. De voetbalwereld wil niets meer met hem te maken hebben.
Ajax-bestuurder Joop Pelser, NSB-lid en werkzaam bij de bank die beslag legt op de Joodse bezittingen, wordt op 6 maart 1947 door het speciaal voor oorlogsmisdaden opgerichte Tribunaal veroordeeld tot ruim drie jaar gevangenisstraf. De zuiveringscommissie van Ajax ontneemt hem zijn lidmaatschap.
Ajax-speler Harry Pelser, zoon van Joop, wordt met vele NSB’ers opgesloten aan de Amsterdamse Levantkade. Daarna moet hij 14 maanden aardappels rooien in de Noordoostpolder, al die tijd in dezelfde trui en broek. ‘Mijn rechterschoen was kapot. Die heb ik met touwtjes moeten vastzetten. Verder ben ik goed behandeld, de bewakers hebben me niet geslagen.’ Door de zuiveringscommissie van Ajax wordt Harry niet gestraft. Met zijn vader durft hij nooit meer over de oorlog te praten. ‘Die tijd heeft wonden geslagen, die nooit meer zijn geheeld.’
Gerrit Vreken wordt met vele tientallen Haagse NSB’ers opgesloten in het gebouw van de christelijke ambachtsschool. Na een maand wordt hij verhoord. ‘Toen kon ik duidelijk maken dat ik niemand iets kwaads had gedaan en ben ik vrij gelaten.’ Hij wordt door ADO geschorst en mag tien jaar niet stemmen.
Net als alle andere in Duitsland tewerkgestelde arbeiders die in een Duits team hebben gespeeld wordt Bram Appel geschorst tot 1 januari 1947. ‘Daar ben ik woedend om geworden. Ik kreeg een berisping terwijl Lotsy zelf gewoon in Duitsland naar wedstrijden ging kijken.’
Op 27 oktober verschijnt Karel Lotsy voor de landelijke zuiveringcommissie voor sport. In een uitgebreid verweerschrift legt hij uit dat hij juist nationaal-socialistische invloed in het voetbal heeft willen voorkomen. De commissie raakt overtuigd van zijn ‘goed Vaderlanderschap’. Veel later menen historici dat Lotsy, die toch actief heeft meegewerkt aan de uitsluiting van Joden uit de sport, erg mild is beoordeeld.